HET RESERVOIR

Het belangrijkste onderdeel van de watertoren is het reservoir. Voor de werking, het verzorgen van een constante druk op het leidingnet, zijn de afmetingen van het reservoir en de hoogte van het reservoir ten opzichte van het leidingnet van belang. De gewenste druk op het leidingnet wordt in vlakke gebieden bereikt met een waterstand die tussen de 22 en 30 meter boven maaiveld ligt. Als het leidingnet uitgestrekt is moet het reservoir hoger geplaatst worden om het drukverlies in de lange leidingen te compenseren. De hoogwaterstand kan, zoals onder andere in Lichtmis en Axel, oplopen tot 50 meter. Het niveauverschil tussen de hoogste en de laagste waterstand in het reservoir mag niet te groot worden om drukschommelingen in het net binnen de perken te houden. Een hoogteverschil van 8 meter wordt in de regel als maximum aangehouden.
Naast de hoogte van het reservoir is de inhoud van belang. Het reservoir moet voldoende water bevatten om de verschillen tussen de wateraanvoer vanuit de reinwaterreservoirs en de waterafname door de verbruikers te kunnen compenseren. In steden, waar door de grote bevolkingsdichtheid het verbruik groot is, zijn vaak grote reservoirs geplaatst met een inhoud van 1000 tot 1500 m3. De periode gedurende welke de buffervoorraad aangesproken kan worden is in de stad kort. De toren aan de Haarlemmerweg in Amsterdam, met een inhoud van 1280 m3, is binnen vijf minuten leeg als de wateraanvoer stagneert. Deze toren is zodanig gedimensioneerd dat bij het uitvallen van de elektriciteit de 4 minuten overbrugd kunnen worden die nodig zijn om de noodstroomaggregaten voor de reinwaterpompen te starten. Daarnaast kan de watertoren korte pieken in het verbruik opvangen die optreden als de bevolking massaal water gebruikt.
In landelijke gebieden kan vaak volstaan worden met kleinere reservoirs, waarvan de inhoud gemiddeld zo'n 500 m3 bedraagt. Uitschieters naar boven en beneden komen voor, van 1500 m3 in Drachten tot rond de 180 m3 in bijvoorbeeld Doetinchem en Raalte. Grote reservoirs worden soms in landelijke gebieden gebouwd als een lange periode overbrugd moet worden waarin meer water wordt verbruikt dan er wordt aangevoerd. In het algemeen echter staan op het platteland hoge ranke torens terwijl in de stad de lage, plompe torens overheersen.
Torens met meer dan één reservoir komen vrij veel voor. In de torens die A.J. Van Eck ontwierp zijn meerdere reservoirs onder elkaar aangebracht om de ruimte in de toren beter te benutten. De torens van Oostburg en Terneuzen bevatten vijf reservoirs; die van Venlo twee. Ook worden meerdere reservoirs in één toren toegepast om verschillende leidingnetten elk van een andere druk te voorzien. De qua vormgeving opvallende toren van Eindhoven heeft drie reservoirs die duidelijk zichtbaar op verschillende hoogten zijn geplaatst. Meestal is de aanwezigheid van onder elkaar gelegen reservoirs minder goed zichtbaar, zoals in de toren van Aalsmeer, waarin zich twee reservoirs bevinden. Tenslotte worden vaak twee reservoirs op dezelfde hoogte toegepast om de watertoren in bedrijf te kunnen houden tijdens schoonmaak of reparatiewerkzaamheden. In dit laatste geval is er vrijwel altijd sprake van concentrische reservoirs, waarbij het binnenste reservoir door een cirkelvormige wand is gescheiden van het buitenste.
Om het dak van de watertoren te kunnen bereiken moet het reservoir gepasseerd worden. Men kan buiten het reservoir omgaan, bijvoorbeeld door een aangebouwd traptorentje, vaak wordt echter in het centrum van het reservoir een koker uitgespaard met een diameter van 1 à 2 meter waarin zich een ladder of een wenteltrap bevindt.
IJzeren reservoirs moeten beschermd worden tegen roestvorming. Het reservoir wordt daartoe voorzien van een coating. Daarnaast wordt kathodische bescherming toegepast. Elektroden, die elektrisch verbonden zijn met het reservoir, worden in het water van het reservoir gehangen. Het reservoir krijgt daardoor een kleine negatieve elektrische lading waardoor minder gemakkelijk ijzeroxyde wordt gevormd.